Onveilige gehechtheid

Een kind wordt niet geboren met hechtingsproblemen. Onveilige hechting ontstaat doordat de opvoeder niet reageert op wat het kind nodig heeft. Voor een opvoeder is dat lastiger bij een kind met moeilijk temperament (bv een huilbaby), een beperking of een ontwikkelingsstoornis (bv autisme)

Als een opvoeder  afwijzend of onvoorspelbaar reageert  als het kind zorg of hulp nodig heeft, ontwikkelt een kind hechtingsproblemen. Een opvoeder verplaatst zich dan niet in wat het kind nodig heeft.

Het kan zelfs zijn dat een opvoeder zowel een bron van troost als van angst is.

Door het bovenstaande kunnen kinderen op drie manieren onveilig gehecht zijn:

- vermijdende gehechtheid

- ambivalente gehechtheid

- gedesorganiseerde gehechtheid

Als er sprake is van onveilige gehechtheid, leert een kind dat, als het hulp nodig heeft,  het niet kan steunen op een ander. Door de ervaring dat de omgeving niet voorziet in de basisbehoeften, ontbreekt bij het kind het vermogen om anderen te vertrouwen. Het ontbreken van de basisbehoeften heeft invloed op het vertrouwen dat het kind in zichzelf heeft en op zijn zelfstandig functioneren.

Je kunt weten of een kind onveilig gehecht is op basis van het gedrag dat een kind laat zien. Soms wordt door dit gedrag gedacht, dat het kind een aangeboren gedrags-of ontwikkelingsstoornis heeft , bv. AD(H)D. Door diagnostisch onderzoek wordt duidelijk of een kind hechtingsproblemen heeft.

 

 (angstig-) vermijdende gehechtheid

Als een opvoeder  afwijzend reageert als het kind zorg of hulp nodig heeft, leert het kind dat het er alleen voor staat (meer informatie) (moet linken naar intern werkmodel).  Het kind zal weinig hulp vragen en weinig troost zoeken, als het eigenlijk wel nodig is. Het kind zal de opvoeder op een afstand houden, omdat het weinig vertrouwen heeft in de beschikbaarheid van de volwassenen. Als het kind van streek is,  laat het dat dan niet zien. Het lijkt dan alsof het kind weinig geruststelling nodig heeft. Het kind onderdrukt de spanning, ten koste van zichzelf. Het kind richt de aandacht op de omgeving of het speelgoed  in plaats van op de opvoeder. 

Als de opvoeder het kind vooral stimuleert om dingen zelfstandig te leren en te doen, ervaart het kind de opvoeder als een veilige basis om de wereld om zich heen te gaan onderzoeken.  Doordat het kind heeft ervaren dat het niet kan terugvallen, wordt de opvoeder niet als betrouwbaar ervaren.

Het kind dat niet op de opvoeder terug kan vallen, leert het kind dat het niet belangrijk is. Het gevoel van niet-belangrijk-zijn heeft invloed op het zelfvertrouwen van het kind.


(angstig- ) afwerend/ambivalente gehechtheid

Als een opvoeder onvoorspelbaar reageert als het kind zorg of hulp nodig heeft, leert het kind dat dat de opvoeder soms wel en soms niet beschikbaar is. Als een kind hulp nodig heeft en de opvoeder is niet beschikbaar is, dan zal het gefrustreerd raken.  Als de opvoeder wel beschikbaar is, als het kind hulp nodig heeft, zal het kind tegenstrijdig  reageren: het zal zich dan moeilijk laten troosten en gefrustreerd reageren. Het kind zal steeds de opvoeder claimen door in de buurt te blijven. Door te huilen, zich te verzetten en zich vast te klampen vraagt het kind de aandacht van de opvoeder. 

Als het kind heeft ervaren dat de opvoeder geen basisveiligheid biedt, zal het kind  moeite hebben met het gaan ontdekken van de  wereld.


Gedesorganiseerde gehechtheid

Als de opvoeder geen basisveiligheid kan bieden en zelfs stress geeft als het kind eigenlijk hulp nodig heeft, leeft het kind in onvoorspelbaarheid. De opvoeder zorgt zowel voor angst als voor hulp.

Een opvoeder kan vanuit een eigen behoefte, in plaats van de behoefte van het kind reageren. Het kind leert dan, dat de opvoeder vaak niet beschikbaar is als ze zorg of hulp nodig heeft.  Als de opvoeder bijvoorbeeld overstuur raakt door het huilen van het kind, ervaart het kind de stress van de opvoeder. Het kind zal hierdoor nog meer stress krijgen.  Het gedrag van de opvoeder veroorzaakt dan angst bij het kind.

Vanuit deze onzekerheid zal het kind voortdurend aandacht zoeken bij de opvoeder en daardoor veel moeite hebben om tot het ontdekken van de wereld om zich heen te komen.

Het kind weet eigenlijk niet hoe het hulp moet vragen als het nodig is. Voor een opvoeder is de manier waarop het kind hulp zoekt, vaak niet te volgen. Het kind zoekt hulp tegelijkertijd met toenadering én met afwijzing.

 

Op de website van het Nederlands Jeugdinstituut kan je hier meer lezen over de verschillende typen hechting en de benadering hiervan.

Dutch
English

Onze hulp

Ambulante hulp in het gezin

Eerstelijns ondersteuning aan gezinnen door onze gezinscoaches. Ze bekijken samen met de jongeren en hun ouders welke problemen er spelen en wie hierbij kan helpen.

Ambulante spoedhulp

Als de veiligheid van een kind acuut in gevaar komt, dan de-escaleren en stabiliseren wij met ambulante spoedhulp de crisissituatie. Zodat de veiligheid van het kind weer gewaarborgd wordt.

Jongeren coaching

Ondersteuning en begeleiding voor jongeren bij de uitdagingen die zij dagelijks ondervinden. We versterken hun competenties en praktische vaardigheden die ze nodig hebben om op eigen benen te kunnen staan.

VUHP

Praktische en intensieve ondersteuning op maat om er voor te zorgen dat kinderen veilig thuis kunnen blijven wonen

Daghulp

Specialistische integrale behandelprogramma’s voor kinderen met complexere problematieken. Deze programma’s worden in overleg met ouders en school, kinderdagverblijf of sportclub afgestemd en op maat gemaakt voor het kind.

OJ

Voorkomt verder vastlopen in het onderwijs voor leerlingen ( 8 – 18 ) met gedragsproblemen, depressiviteit, angstklachten, eetproblemen, negatief zelfbeeld, agressie of lichamelijke klachten zonder medische oorzaak.

Ouderschap Blijft / Parallel Solo Ouderschap

Bij ontwikkelingsproblemen van kinderen die een scheiding hebben gemaakt. Wie bieden ondersteuning bij het oplossen van conflicten, het maken van goede afspraken en het verbeteren van de communicatie tussen de ouders.

Begeleide bezoeken

Wanneer een kind uit huis is geplaatst.

Pleegzorg

Pleegzorg betekent dat een kind tijdelijk in een ander gezin gaat wonen, bij pleegouders. Er zijn verschillende vormen voor diverse situaties afhankelijk van de behoefte van het kind.

Verblijf in een gezinshuis

Als gedragsproblemen bij een kind of jongere zo heftig zijn dat thuis en in een pleeggezin wonen niet meer kan. Bij deze opvang is er intensieve begeleiding van een professionele hulpverlener: de gezinshuisouder.

Verblijf in een residentiële voorziening

Hier krijgen kinderen en jongeren de kans om op een rustige en veilige plek te werken aan hun toekomst. Wij bieden verschillende vormen van opvang in een residentie afhankelijk van de behoefte.

HGD / Uitgebreide intake

Staat voor Handelingsgerichte Diagnostiek en is een uitgebreide intake.

Diagnostiek en behandeling

Wanneer jongeren van twaalf jaar en ouder extra structuur en begeleiding nodig hebben. Dit gebeurt i.s.m. GGZ en LVB-experts.